Sunday, 13 November 2011
Steeds meer Demonstranten in Vreemdelingende Tentie
Sinds 2002 wordt vreemdelingendetentie in toenemende mate toegepast op demonstranten en andere activisten die uit principe weigeren om hun identiteit bekend te maken. De activisten beroepen zich daarbij terecht op hun zwijgrecht dat ze als arrestant hebben. Dit recht wordt echter steeds vaker doorkruist door de inzet van vreemdelingendetentie.
Een voorlopig dieptepunt vormt de massale arrestatie van bijna 150 demonstranten tijdens de ontruiming op 5 juli 2011 in Amsterdam van het bekende kraakpand en culturele centrum Schijnheilig. Maar liefst 52 demonstranten werden daarop in vreemdelingendetentie geplaatst. Een aantal daarvan zat bijna 2 maanden vast zonder dat ze verdacht werden van een strafbaar feit. De massale arrestatie en daaropvolgende vreemdelingendetentie vormen een forse en onaanvaardbare inbreuk op het demonstratierecht en het recht om bij arrestatie te zwijgen en anoniem te blijven.
Uit een overzicht van Stichting Meldpunt Misbruik ID-plicht blijkt dat sinds 2002 vreemdelingendetentie op vele tientallen actievoerders is toegepast. Activisten lopen bij demonstraties of andere acties het risico dat zonder enige specifieke aanleiding om hun ID wordt gevraagd. Er wordt simpelweg een aanleiding gezocht om de identiteit te kunnen controleren en die is door de vage wetgeving op dit gebied al snel gevonden. Een groot aantal activisten en demonstranten wordt bij vreedzame acties om onduidelijke redenen gearresteerd, waarna geconstateerd wordt dat een identiteitsbewijs ontbreekt en vreemdelingendetentie volgt. Een activist die in 2006 zonder reden op straat om zijn ID werd gevraagd, weigerde principieel en werd daarna wekenlang opgesloten. Of er sprake is van een concrete verdenking van strafbare feiten speelt geen enkele rol; de meeste mensen worden na hun vrijlating dan ook zonder dagvaarding heengezonden. Bij de motieven van de politie om tot vreemdelingendetentie van anonieme arrestanten over te gaan, zijn de nodige kanttekeningen te plaatsen. Het zit politie en Justitie duidelijk dwars dat anonieme arrestanten soms hun straf ontlopen. Maar er is ook duidelijk sprake van een keiharde aanpak om demonstranten en actievoerders met fundamentele kritiek op de samenleving het leven zuur te maken. Politiebeleid dat door de steeds rechtser wordende landelijke en lokale overheden van harte wordt ondersteund. Op deze wijze kan de politie de controledwang van de Nederlandse overheid misbruiken.
Arrestanten worden soms zelfs na vaststelling van de legale verblijfsstatus nog enige tijd in vreemdelingenbewaring vastgehouden. Hier is duidelijk sprake van treiteren van actievoerders door de politie. Soms gaat het nog veel verder dan dat: in 2006 probeerde de politie om een arrestant met hartklachten op een walgelijke en levensbedreigende manier te dwingen zijn identiteit prijs te geven. Zijn medicijnen tegen acuut hartfalen werden hem onthouden zolang hij zich niet wilde identificeren.
Jip en Janneke
Een bekende zaak is die van de actievoerders “Jip” en “Janneke”. Ze werden in 2007 samen met een derde activist gearresteerd tijdens een blokkade van Kamp Zeist door de Werkgroep Stop Deportaties. Omdat ze hun identiteit niet wilden prijsgeven, werden ze eerst opgehouden en vervolgens in vreemdelingendetentie gezet. Activiste Janneke kwam na 6 dagen vrij, nadat ze haar ID-bewijs had laten zien. Jip bleef langer vastzitten. Beiden beklaagden zich over hun behandeling door de politie. Janneke was tot tweemaal toe een advocaat geweigerd, en ze mocht in 5 dagen slechts twee keer even luchten. Daarnaast moest ze intimiderend gedrag van haar bewakers ondergaan. Dat gold ook voor Jip, die tegen haar vreemdelingenbewaring in beroep ging. Op de dag van het beroep werd ze ’s morgens urenlang in een klein wachthokje met felle verlichting weggestopt, waarna ze zonder enige aanleiding hardhandig door vier agenten werd afgevoerd. Ze moest het die hele dag tot half acht ’s avonds doen met slechts één bekertje koffie.
De bestuursrechter deed uitspraak op 14 augustus 2007. Die uitspraak was niet gunstig voor het OM, de politie en de IND. Volgens artikel 50 uit de Vreemdelingenwet 2000 mag een staande gehouden persoon worden overgebracht naar een plaats bestemd voor verhoor als zijn of haar identiteit niet kan worden vastgesteld. Volgens artikel 59 kan iemand die geen “rechtmatig verblijf” in Nederland heeft in vreemdelingenbewaring worden gesteld – met het oog op uitzetting – als dit in het belang is van de openbare orde, openbare veiligheid of nationale veiligheid. Aan dat laatste is waarschijnlijk al heel snel voldaan, omdat in het huidige politieke en maatschappelijke klimaat het vrij rondlopen van mensen zonder papieren per definitie als een probleem voor de openbare orde wordt gezien. Volgens de rechtbank waren er echter geen feiten of omstandigheden die duidden op een onrechtmatig verblijf of het “vreemdeling” zijn van Jip. Het niet willen tonen van een identiteitsbewijs en de “weigerachtige houding” van de activiste waren volgens de rechter onvoldoende voor toepassing van beide artikelen. Een onrechtmatig verblijf was door de IND op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. De rechtbank kwam daarom tot de conclusie dat zowel de ophouding als de vreemdelingenbewaring onrechtmatig waren. Jip moest worden vrijgelaten en de Nederlandse staat werd veroordeeld tot het betalen van de proceskosten en een schadevergoeding.
Schijnheilig
Dan de ontruiming van het kraakpand en cultureel centrum Schijnheilig. Een groep van ongeveer 200 demonstranten – krakers en sympathisanten – had zich vooraf voor het pand verzameld en hield een ludiek en vreedzaam protest tegen de ontruiming. De ME koos echter voor een harde aanpak en sloeg op de verzamelde menigte in, waarbij aan de kant van de demonstranten verscheidene gewonden vielen. De groep werd aan twee kanten ingesloten en een groot aantal demonstranten (143 in totaal) werd, vaak op hardhandige wijze, gearresteerd. Gewonde arrestanten ontvingen na toegetakeld te zijn door de politie urenlang geen medische hulp. Bovendien werd hen eten en drinken en toegang tot het toilet gedurende lange tijd ontzegd. Een groot aantal arrestanten werd daarna weer vrijgelaten, zonder dat ze ergens van werden beschuldigd. Een groep van 52 personen die uit principe hun identiteit niet wilden prijsgeven, werd echter in vreemdelingendetentie gezet.
Vanuit de politiek kwam nauwelijks kritiek op de gang van zaken. De Amsterdamse GroenLinks-fractie stelde vragen over de proportionaliteit en noodzakelijkheid van de vreemdelingenbewaring, onder verwijzing naar Amnesty. Die mensenrechtenorganisatie hanteert die criteria als voorwaarden voor opsluiting, maar verzuimt overigens om de vreemdelingendetentie op zich aan de kaak te stellen. De fractie vroeg zich af of alles wel volgens het Europese recht was gegaan en waarom de uitspraak van de rechter in de eerder genoemde zaak van Jip en Janneke niet als leidraad werd gebruikt voor het handelen van politie, Justitie en IND. Keurig geformuleerde vragen die er niet in kunnen slagen om de minder prettige realiteit boven water te krijgen. Een realiteit waarbij het er politie en Justitie alles aan gelegen is om protesten als die van 5 juli de kop in te drukken. Het tij zit maatschappelijk en politiek gezien mee voor een dergelijke aanpak. De staat ruikt haar kans om de kleiner geworden groep met fundamentele kritiek op de huidige maatschappelijke orde stevig aan te pakken. De aversie van deze groep tegen de identificatieplicht komt politie en Justitie eigenlijk goed van pas, zeker zolang als het maatschappelijk protest tegen deze praktijk beperkt blijft.
Rechtszaak
Op 18 juli werd het beroep behandeld van de toen nog vastzittende mensen, en anderen die aanvankelijk in vreemdelingendetentie waren gezet. Tijdens dit beroep kwamen de activisten zelf ook aan het woord. Ze uitten daarbij kritiek op het harde beleid richting vluchtelingen en migranten, en duidden de vreemdelingendetentie op zichzelf aan als een vorm van mishandeling. Ze verklaarden zich solidair met de “zogenaamde illegalen”, die het juk van vreemdelingendetentie als geen ander kennen en voor wie de perspectieven vaak totaal uitzichtloos zijn: gevangen zitten, opgejaagd en uitgezet worden. De demonstratie op 5 juli karakteriseerden ze als vreedzaam, het politieoptreden als gewelddadig. De arrestaties werden “politiek” genoemd, een terechte aanduiding omdat uit het optreden tegen de actievoerders wel blijkt hoe ver de overheid bereid is te gaan om radicale tegengeluiden de kop in te drukken.
Er was ook kritiek op het politieoptreden na de arrestaties: mensen die herkend waren werden toch (in één geval 10 dagen) in vreemdelingendetentie gezet. Anderen werden verhoord zonder dat er een advocaat bij was, of moesten twee dagen wachten op een arts na mishandeling door de politie. In het laatste geval kreeg de arrestant de eerste 26 uur na het ziekenhuisbezoek niets te eten. Een van de overgebleven arrestanten was met geweld gedwongen tot het afgeven van vingerafdrukken en liep daarbij letsel op.5
De uitspraak van de rechter was echter negatief voor de actievoerders. In flagrante tegenspraak met de eerdere uitspraak uit 2007 besliste de rechter dat de vreemdelingendetentie terecht was opgelegd. Omdat de arrestanten niet mee wilden werken aan identificatie, mocht worden aangenomen dat ze illegaal waren en hun uitzetting wilden belemmeren. De uitspraak laat vooral zien hoe gemakkelijk ‘het recht’ zich laat ombuigen door de nieuwe extreem-rechtse politieke realiteit.
De zaak was daarmee echter nog niet afgedaan: de overgebleven gedetineerden – aangeduid met NN 1153 en NN 1050 – hadden een bezwaar ingediend tegen het “terugkeerbesluit” (de basis van hun opsluiting in vreemdelingendetentie) van 6 juli, en beroep aangetekend tegen het voortduren van hun detentie. Hangende de behandeling van het bezwaarschrift hadden ze bij de voorzieningenrechter een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. In het geval van NN 1153 had de IND verzuimd een verweerschrift en benodigde stukken in te sturen en daarmee het bestuursrecht geschonden. In het terugkeerbesluit van NN 1050 hadden de overijverige beroepsuitzetters onmiddellijke deportatie gelast. Volgens de Europese Terugkeerrichtlijn geldt echter een reguliere termijn van 7 tot 30 dagen, waarin iemand de gelegenheid gegeven moet worden ‘vrijwillig’ het land te verlaten. In beide gevallen werd het terugkeerbesluit daarom geschorst tot de beslissing op het bezwaar, en moest de overheid de proceskosten en een schadevergoeding betalen.
Op 30 augustus besliste de rechtbank op het beroep tegen het voortduren van de detentie dat die vanaf de uitspraak van de voorzieningenrechter (op 25 augustus) onrechtmatig was geworden: er was immers geen geldig terugkeerbesluit meer. Ook in dit geval werd de minister van Asiel en Immigratie veroordeeld tot het betalen van de proceskosten en een schadevergoeding. Het doet helaas niets af aan het feit dat het zo in Nederland nauwelijks meer mogelijk is om als arrestant anoniem te blijven, en dat gearresteerde activisten die dat toch proberen een lange periode van vreemdelingendetentie boven het hoofd hangt.
Tegen het vonnis van de rechtbank van 25 juli is inmiddels hoger beroep bij de Raad van State ingesteld. Bij een negatieve uitslag daarvan zal de zaak volgens advocate Corrien Ullersma voor het Europees Hof gebracht worden. Naast deze juridische weg is ook maatschappelijk verzet tegen de controledwang van de staat en vreemdelingendetentie harder nodig dan ooit, of die detentie nu wordt toegepast op anonieme gearresteerde actievoerders of illegaal verklaarden.
Jacob Visser