Mei 2012 was de maand van in tenten bivakkerende en demonstrerende vluchtelingen. Twee weken lang was het veld voor het aanmeldcentrum in Ter Apel het podium waar de onmenselijke gevolgen van het migratiebeleid, met zijn afwijzings- en uitsluitingsregels, in het volle daglicht kwamen te staan. Tegelijk was het terrein ook het strijdtoneel waar de bikkelharde staatsrepressie tegen vluchtelingen in botsing kwam met tegenstanders van dat beleid. De gewelddadige ontruiming op 23 mei door de ME maakte een voorlopig einde aan deze confrontatie. Maar de strijd gaat door tegen de uithongeringspolitiek van minister Gerd Leers van Immigratie en Asiel.
Op 8 mei begonnen 65 afgewezen en dakloos gemaakte Iraakse vluchtelingen uit protest tegen het snoeiharde asielbeleid een tentenkamp voor het aanmeldcentrum. Vanuit het niets groeide het kamp uit tot een actiedorp met maar liefst 388 vluchtelingen. Eind vorig jaar hadden activisten van Vluchtelingen Op Straat (VOS) daar al twee keer eerder een tentenkampactie georganiseerd. Het nieuwe kamp overtrof die acties in omvang, aantal deelnemers en mate van steun en solidariteit van individuen en organisaties. Bij de initiatiefgroep van Irakezen sloten zich al snel andere nationaliteiten aan, waaronder Somaliërs, Afghanen, Iraniërs, Eritreërs, Ethiopieërs, Soedanezen, Azerbeidzjanen en een Bosniër.
Bordspelletjes
De protestactie raakte snel bekend en kon rekenen op veel steun. “We hebben zoveel support gekregen van mensen uit alle delen van het land”, zegt Ali Mohamed Abdille, de woordvoerder van de Somalische vluchtelingen. “We hebben geen problemen met de Nederlandse bevolking, want zij hebben er door hun solidariteit juist voor gezorgd dat we ons welkom voelden.” Elke dag kwamen er mensen spullen aanbieden, zoals tenten, dekens, kleding, eten, medicijnen, regenjassen en zeil. Het Occupy-netwerk nam actief deel aan de opbouw van het kamp, en opende in samenwerking met andere groepen door het hele land twaalf inzamelpunten voor spullen. De Amsterdamse radiozenders M2M en Pinknoise zonden live uit tijdens het kamp, dat werd voorzien van een stroomgenerator en internetverbinding. Een aantal Iraakse studenten bood hulp aan, evenals studenten van een Amsterdamse theaterschool, studenten en jongeren uit de regio rond Ter Apel, en mensen uit anarchistische kringen. Vluchtelingen met een verblijfsstatus kampeerden uit solidariteit mee. Bijzonder was verder de aanwezigheid op het kamp van een broodjes kebab-kar. De eigenaar daarvan, Ramazan Karadagli uit Emmen, gaf gratis broodjes weg aan de vluchtelingen.
Uit kringen van de reguliere hulpverlening kwam steun van het Leger des Heils, dat dagelijks een maaltijd verzorgde, van Voedselbanken, en van Emmaus. Uit Utrecht arriveerde een bus vol spullen, waaronder bananen, appels, brood, kookpitten, gasflesjes, matrassen, verlengsnoeren, kinderboekjes en een voetbal. De vluchtelingen konden zich uitstekend vermaken met aangeboden bordspelletjes. In Assen bracht een inzamelactie winkelwagentjes vol boodschappen op, plus een hoeveelheid geld. Vlak voor de ontruiming van het kamp stonden in Amsterdam tientallen kilo’s uien en aardappelen klaar, beschikbaar gesteld door solidaire boeren, om te worden vervoerd naar Ter Apel. Velen namen zo op de een of andere manier deel aan de belangrijke concrete solidariteitsstructuur die binnen de kortste keren was opgezet. De hulp nam overweldigende proporties aan, wat voor de vluchtelingen vanzelfsprekend een enorme steun in de rug betekende, zowel praktisch als emotioneel. Maar minstens zo belangrijk was de steun die de vluchtelingen in het kamp bij elkaar vonden. “We hebben veel stress in onze levens”, zegt Abdille, “maar in het kamp konden we eindelijk een beetje minder zorgen hebben. We konden met elkaar praten, met mensen die ons begrepen, omdat ze ook vluchtelingen zijn. Daardoor voelden we ons bevrijd. Op straat zijn we gewoon honden, en kunnen we onze problemen met niemand delen. Niemand kent ons. Alleen de IND weet het. Een voor een gooit de overheid de vluchtelingen de straat op. Zo blijven onze problemen onzichtbaar. Maar door het kamp is het allemaal zichtbaar geworden.”
Vanaf het begin van de actie konden de activisten rekenen op hulp van de steungroepen STIL uit Utrecht, SHUV uit Emmen en PRIME uit Den Haag. Nieuwsberichten werden dagelijks door STIL en VOS rondgestuurd en op hun sites geplaatst. Ook Doorbraak schreef artikelen over de actie, die op de site werden geplaatst en via de mailinglijst werden rondgestuurd. PRIME vroeg advocaten om solidariteitsverklaringen te schrijven. Daar werd onder meer gevolg aan gegeven door het Haarlemse kantoor Fischer Advocaten, dat veel rechtszaken voert tegen uitsluiting van mensen zonder papieren. “De vluchtelingenactie in Ter Apel is goed en belangrijk”, aldus de verklaring van het kantoor.
“De vluchtelingen maken hun situatie zichtbaar en confronteren de regering met de resultaten van hun onmenselijk beleid. Dat de actie inmiddels al uit honderden mensen bestaat, van verschillende afkomsten, en het er niet naar uitziet dat ze zomaar weg zullen gaan, is inspirerend. Ons advocatenkantoor houdt zich bezig met voorzieningen voor mensen zonder verblijfsvergunning. De situaties waar deze vluchtelingen in zitten, herkennen wij uit onze praktijk. Veel mensen zonder verblijfsvergunning worden niet opgevangen door de overheid en zijn afhankelijk van hun sociale netwerk wat daardoor steeds verder uitgeput raakt. Of mensen raken letterlijk op straat. De situaties die daarbij ontstaan, zijn vaak vreselijk.”
Vuile was
Kerk in Actie en vluchtelingensteungroep INLIA lieten in een brief aan Leers weten dat “het over de heg kieperen” van afgewezen vluchtelingen geen enkele oplossing biedt. De organisaties spraken van een “een interstatelijke twist”, als vluchtelingen niet kunnen worden uitgezet omdat het land van herkomst daar niet aan meewerkt. Daarvoor is de Nederlandse overheid verantwoordelijk, stelden ze. Dat probleem moet niet worden afgewenteld op “angstige vreemdelingen die niet meer weten wat ze nu moeten, op gemeenten die voor het blok worden gezet, op maatschappelijke organisaties die na jaren grenzen bereiken”. Maar veel gemeenten en organisaties zetten “angstige” vluchtelingen die niet kunnen worden gedeporteerd, zelf ook onder flinke druk om terug te keren, zogenaamd “vrijwillig”. Men gebruikt daarbij dezelfde chantagemiddelen als de landelijke overheid: vluchtelingen die weigeren mee te werken aan “vrijwillige” terugkeer, krijgen ook geen tijdelijke opvang.
Tijdens de actie nam door het uitdijende tentenkamp, de solidariteit van mensen van buitenaf en de uitgebreide media-aandacht de druk naar boven, naar de beleidsmakers, toe. In eerste instantie zette de gemeente Vlagtwedde, waar Ter Apel onder valt, “verboden toegang”-bordjes rond het terrein, in de hoop dat de actievoerende vluchtelingen zouden oprotten of dat het kamp in elk geval niet nog groter zou worden. Maar later zag de gemeente zich juist genoodzaakt om het kamp te voorzien van wc’s. Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), de overheidsbeheerder van vluchtelingencentra, probeerde de kampactie te saboteren door het onmogelijk te maken om een wateraansluiting aan te leggen. Men verbood zelfs de vluchtelingen die voor hun asielaanvraag in het aanmeldcentrum verbleven, om uit solidariteit water te brengen naar de vluchtelingen op het terrein buiten. Daardoor ontstond een ernstig watertekort in het uitdijende kamp. Maar onder druk van de grote verontwaardiging die daarover in de samenleving opkwam, liet het COA later alsnog een vaste waterleiding naar het kamp aanleggen.
Ook Leers begon het heet onder zijn voeten te krijgen. De situatie van het kamp noemde hij al snel “onhoudbaar”. Maar dan bedoelde de minister niet de schrijnende levensomstandigheden van de mensen die in het kamp verblijven. Als alle vluchtelingen individueel op straat staan, dan kunnen bewindslieden de problemen van deze mensen gemakkelijk negeren. Maar de ellende van bijna 400 vluchtelingen bij elkaar, dat kan niet zomaar onder het vloerkleed geveegd worden. Dat er voortdurend in de media werd bericht dat deze 400 mensen slechts het topje van de ijsberg vormden, dat de nood nog zoveel hoger was, dat bleek een stapel vuile was van het migratiebeleid die Leers en de zijnen weer snel aan het oog van het land wilden
onttrekken.
Breekijzer
Voor en tijdens grote en ingrijpende collectieve acties als hongerstakingen en tentenkampen is het altijd de vraag wie uiteindelijk aan welke kant staat en komt te staan. Kiest men voor de vluchtelingen of voor de staat? De wens naar een gulden middenweg, naar een oplossing die iedereen tevreden kan stellen, wordt daarbij door menigeen gekoesterd, maar blijkt op illusies te rusten. Op het scherpst van de snede moet gekozen worden: voor of tegen de vluchtelingen, voor of tegen de staat.
Het Rode Kruis leek eerst de kant van de vluchtelingen te kiezen. Men zegde in het begin van de actie toe om tenten ter beschikking te stellen. Maar op 11 mei bleek waar de loyaliteit van het Rode Kruis werkelijk lag. Tijdens de vier uur durende onderhandelingen tussen hoge ambtenaren en vertegenwoordigers van het kamp werden de vluchtelingen met een kluitje in het riet gestuurd. Er werd hen alleen opvang aangeboden als ze mee zouden werken aan “vrijwillig” vertrek. Anders zou de overheid gewoon doorgaan met het uitroken en uithongeren van kwetsbare en rechteloos gemaakte mensen. Geheel terecht wezen de vluchtelingen dat flutaanbod van de hand. Het Rode Kruis trok daarop het hulpaanbod in. Dat was des te wranger, omdat zeker de eerste dagen van het protest, toen het kamp nog moest worden opgebouwd, tenten broodnodig waren.
“Tijdelijke opvang” voorafgaand aan “vrijwillig” vertrek is niets anders dan een breekijzer om verdeeldheid te zaaien tussen de actievoerende vluchtelingen en de solidariteit van de rest van de bevolking in te dammen. Deze chantagepolitiek wordt door de landelijke overheid ingezet, maar gemeenten en lokale noodopvanginstellingen werken er vaak in volle overtuiging aan mee. Zo ook VluchtelingenWerk, die de terugkeerplicht van afgewezen vluchtelingen al langer centraal stelt in het eigen ondersteuningswerk. Hoewel VluchtelingenWerk erkent dat vluchtelingen niet “gedwongen” moeten worden uitgezet naar Irak en Somalië, legt de organisatie afgewezen vluchtelingen in het algemeen de plicht op om “vrijwillig” te vertrekken. Koren op de molen van Leers en ander staatstuig. “Ze moeten terug, het liefst vrijwillig”, bazuinde de CDA-bewindsman overal rond. Met behulp van halve waarheden, smoesjes, leugens en machtsvertoon probeerde men de verantwoordelijkheid voor de ontstane ellende vooral neer te leggen bij de slachtoffers, de vluchtelingen, in plaats van bij de daders, de staat en zijn handlangers. Leers stelde vals dat vluchtelingen “hier vrijwillig naar toe komen”, alsof het om vakantiereisjes gaat. “Ze moeten, als ze hier niet mogen blijven, ook de verantwoordelijkheid nemen om weg te gaan.”
Een treffend voorbeeld van het gekonkel van de overheid vormde het heropende debat over terugkeer naar Somalië, een van de gevaarlijkste plekken ter wereld. Abdille: “Amnesty International, Human Rights Watch, alle internationale mensenrechtenorganisaties schrijven in hun rapporten dat vluchtelingen uit Somalië niet mogen worden teruggestuurd. Internationale rechters zeggen dat ook in hun uitspraken. Waarom luistert de Nederlandse overheid daar niet naar?” Maar Leers hield vol: “Gedwongen terugkeer is lastig, vrijwillige terugkeer is mogelijk.” Al eerder zoog hij uit zijn duim dat de Somalische “overgangsregering” TFG, die de hoofdstad Mogadishu in handen heeft, wel degelijk zou willen meewerken aan “gedwongen” en “vrijwillige” terugkeer. Iets dat door TFG wordt tegengesproken. En onlangs trok Leers juist een hoger beroep in tegen een groep Somalische vluchtelingen, omdat anders de hoogste rechter weleens zou kunnen bevestigen dat deportatie niet mogelijk is. En dat zou positieve gevolgen kunnen hebben voor alle illegaal gemaakte Somaliërs in Nederland. Door intrekking van het hoger beroep kon Leers blijven doen alsof zijn neus bloedt. Hij haalde daarop weer doodleuk de oude, vertrouwde en vooral lachwekkende leugenvan stal dat het vliegveld van Mogadishu niet in Mogadishu ligt. Want zelfs Leers moet tandenknarsend toegeven dat Mogadishu te onveilig is om er vluchtelingen te kunnen dumpen. Stompzinnig genoeg zou het vliegveld van Mogadishu in zijn ogen dan weer wel veilig zijn. Overigens is zijn nieuwste truc over terugkeer naar Somalië de bewering dat “een korte doortocht” best mogelijk is. “Ik geef zonder meer toe dat de situatie niet optimaal is. Het is niet iedere dag een plezier om daar te zijn”, zei hij cynisch. “Als een gebied te gevaarlijk is, dan betekent dit alleen dat vreemdelingen zich daar niet kunnen vestigen. Zij kunnen best door de stad heen reizen.”
Onuitzetbaar
Op 23 mei ontruimde de ME met grof geweld het tentenkamp. Maar liefst 117 vluchtelingen werden opgepakt, plus enkele hulpverleners en een arts. De staat speelde bij de ontruiming een vuil spelletje. De dag ervoor bleek dat in de parlementaire politiek geen beweging viel te verwachten in de richting van een voor de vluchtelingen aanvaardbare oplossing. Een groep Irakezen zag geen andere mogelijkheid meer dan in te gaan op het laatste aanbod van Leers, die zich ook zonder de in zijn nek hijgende PVV blijkt te ontpoppen als een hardliner tegen migratie. Hij bood de wanhopige vluchtelingen de gebakken lucht van drie weken tijdelijke opvang, als ze tenminste beloofden dat ze zichzelf “vrijwillig” zouden laten deporteren. Ondertussen wilde de CDA-er, zo liet hij weten, de Iraakse immigratieminister proberen over te halen om weer te gaan meewerken aan deportaties. Als dat lukt, dan worden de vluchtelingen waarschijnlijk allemaal tegen hun zin uitgezet, ondanks de tegenwerpingen uit allerlei hoeken dat Irak nog steeds een onveilig land is.
Niet alle vluchtelingen gingen in op het aanbod. Een aantal Iraakse en andere vluchtelingen verliet in de nacht van 22 op 23 mei het kamp, terug naar hun leven op straat. Ze waren bang dat ze tijdens de te verwachten ontruiming van het kamp opgepakt zouden worden en maandenlang in een uitzetgevangenis opgesloten zouden worden. Een groep van meer dan 100 Somalische, Iraanse, Soedanese, Eritrese en Ethiopische vluchtelingen van de zelforganisatieVluchtelingen Op Straat bleef echter standvastig achter. Zij zijn onuitzetbaar, en mogen daarom niet in een gevangenis worden vastgezet. Moedig besloten ze om de politie te trotseren.
Intimiderend
Om de dreigende ontruiming van de baan te krijgen, spande advocaat Marcel Schuckink Kool van het Haagse advocatenkantoor Voor-recht een spoedrechtszaak aan. Het leek er in eerste instantie op dat de overheid de zitting van die zaak op 24 mei wilde afwachten. Tot een half uur voor de feitelijke ontruiming hield de advocaat van de gemeente Vlagtwedde vol dat men zou wachten tot na de zitting. Toen de ME op 24 mei ‘s middags toch het kamp bleek binnen te stormen, nog voordat de zitting was begonnen, en de gemeente glashard bleek te hebben gelogen, viel de ontruiming in juridisch opzicht niet meer te stoppen. De politie sloot de vluchtelingen in het kamp steeds verder in, stampte tenten tegen de grond, en vernielde persoonlijke spullen. Abdille vertelt: “We zeiden tegen de politie: we zijn er klaar voor om gearresteerd te worden, jullie hoeven deze overmacht niet tegen ons te gebruiken. Er was zoveel ME. Vluchtelingen vielen neer van de hitte en de stress. Er waren mensen met suikerziekte en met astma.” De in het kamp aanwezige artsen werden door de agressieve politie danig belemmerd in hun medische hulp aan ernstig zieke vluchtelingen, waaronder een flauwgevallen vrouw. Een van de artsen kreeg een harde klap met een politieknuppel in zijn rug, omdat hij volgens een agent onvoldoende opschoot. Arts Co van Melle werd bovendien gearresteerd, wat zelfs in oorlogstijd volgens de regels niet is toegestaan. De zeer hardhandige aanhouding van de op de grond zittende vluchtelingen werd onderwijl afgeschermd met ME-busjes, zodat journalisten niet konden registeren wat er plaatsvond.
Verslaggever Chris Klomp publiceerde meteen na de ontruiming een vertrouwelijk document over de plannen daartoe. De volgende dag kreeg hij de politie op zijn dak. Men wilde “op redelijk intimiderende toon” weten hoe hij aan die informatie kwam. Klomp schreef op zijn blog: “Ik weiger. Ik vertel nooit hoe ik aan vertrouwelijke informatie kom. Ook niet als de politie belt. Het gesprek begint dan onvriendelijk te worden. Als ik niet over de brug kom, zal het anders gaan. Er zal een aangifte volgen. Sterker nog: er is al overleg geweest met het Openbaar Ministerie. Er ligt een sterke zaak. En het OM neemt de zaak hoog op. Ik hoor dat alle voorlichters in het noorden van het land inmiddels op de hoogte zijn. Als journalist sta ik met 3-0 achter. De informatievoorziening zal zeker opdrogen.” Daarna ontstond via Twitter in journalistieke kringen grote verontwaardiging over het politie-optreden tegen Klomp. De politie bood hem daarop snel excuses aan, met de woorden “Zo hadden we het niet moeten doen”.
Op 24 mei, nadat de ME het tentenkamp al tegen de vlakte had gewerkt, besloot de rechter alsnog dat de ontruiming “disproportioneel” was geweest. De problemen die de gemeente noemde als redenen tot ontruiming – brandonveiligheid, onveilig drinkwater en vrees voor de volksgezondheid – hadden ook op een minder ingrijpende manier kunnen worden opgelost. Maar de ontruiming was niet meer terug te draaien. Bovendien bleek op de dag erna dat het COA hekken om het eerst vrij toegankelijke terrein had laten zetten. De vergunning die daarvoor nodig was, had de overheid binnen een paar uur na de aanvraag verleend. Dezelfde dag, nog voor 12 uur ‘s middags, stonden de hekken er al. Tegen die hekken begonnen de vluchtelingen een nieuwe rechtszaak, maar de rechter wees hun eis af. Demonstreren op het terrein voor het aanmeldcentrum wordt daarmee juridisch onmogelijk, omdat het COA in het geval van een afgesloten privéterrein mag vorderen dat demonstranten zich verwijderen. Overigens was het gewraakte veld eerder nog gewoon openbaar terrein. Maar de schrik voor actievoerende vluchtelingen zat er bij de gemeente al goed in, na eerdere tentenkampen in november en december vorig jaar. Eind april werd daarom het besluit door de gemeenteraad gejaagd dat het terrein voortaan aan het COA in bruikleen gegeven wordt, die daar slechts 674 euro per jaar voor hoeft te betalen. Binnen een week na de raadsvergadering werd het terrein feitelijk overgedragen, vlak voordat de actievoerders hun eerste tenten opzetten.
Vooropgezet
Nog smeriger is dat uit de stukken van de rechtszaak bleek dat al vijf dagen van tevoren was besloten om het kamp op 23 mei te ontruimen. Op 18 mei was er al een overleg geweest tussen alle betrokken onderdelen van het staatsapparaat: burgemeester Leontien Kompier van de gemeente Vlagtwedde, de politie, de IND, de Dienst Terugkeer en Vertrek, het OM en het COA. Hun verwachting was dat de moties die op 22 mei in de Tweede Kamer besproken zouden gaan worden, het niet zouden halen. Verder demonstreren werd daarmee zinloos, aldus de machthebbers, die op 22 mei een ultimatum wilden gaan stellen om uiterlijk de dag erna het tentenkamp op te heffen. Maar het is wettelijk niet toegestaan om een demonstratie te beëindigen op grond van het argument dat die zinloos zou zijn. De overheid mag zich immers niet mengen in de inhoud van een demonstratie. Daarom bedacht men wat smoezen om de ontruiming te kunnen rechtvaardigen: brandonveiligheid, onveilig drinkwater en vrees voor de volksgezondheid. Hoewel “de onderzoeken” daarnaar pas plaatsvonden op 22 mei, en dus ook de uitkomsten daarvan pas op die dag bekend zouden kunnen worden, hadden alle betrokkenen van de staat al op 18 mei besloten tot ontruiming.
Kompier, als burgemeester verantwoordelijk voor het politieoptreden, had zich tijdens een bezoek aan het tentenkamp begripvol en meelevend getoond met de omstandigheden van de vluchtelingen. Althans, zo kwam ze op hen over. Maar ook tijdens gesprekken met de vluchtelingen had ze zich al geroepen gevoeld om mee te doen met de chantagepolitiek van Leers. “Als jullie bezig willen met het voorbereiden van jullie terugkeer, dan heb ik hier kamers en douches klaar voor jullie”, merkte ze geniepig op. “Terug waarheen?”, vroeg een vluchteling. “Wij zijn landloos. We willen een leven. We zijn mensen, net als u.” Het ware gezicht van “de burgermoeder” werd zichtbaar bij de meedogenloze ontruiming, die al was gepland toen ze nog mooi weer kwam spelen. “Ze was heel aardig toen ze ons kwam bezoeken”, zegt Naizimi, een Iraanse vluchteling. “Maar ze heeft ons verraden.”
Welkom
Na hun aanhouding werden de meer dan 100 arrestanten overgebracht naar verschillende asielzoekerscentra, onder andere in Vught, Arnhem en Burgum. Tijdens de ontruiming raakten ze veel persoonlijke spullen kwijt, die nog steeds niet boven water zijn. Abdille: “Als je de politie hierover belt, sturen ze je van het kastje naar de muur. Bel hierheen, bel daarheen, maar altijd zeggen ze: ik weet het niet, ik weet het niet. Ze weten dat wij de macht niet hebben om hen te dwingen. Dus doen ze met ons wat ze willen.” Veel vluchtelingen klagen over de slechte toegangelijkheid van de medische zorg. Ook krijgen ze vaak geen leefgeld om eten te kunnen kopen. Een aantal vluchtelinggezinnen is uit elkaar gehaald, waardoor de gezinsleden gescheiden van elkaar in verschillende centra verblijven. Leugenaar Leers ontkent dat vanzelfsprekend glashard in de Tweede Kamer, zoals we dat van hem en zijn voorgangers zijn gewend. Maar ondertussen kunnen de gezinsleden elkaar nauwelijks opzoeken, want ze zitten in een vrijheidsbeperkend regime. Zo probeert de staat hun verzet te breken. De vluchtelingen mogen de regio van hun centrum niet verlaten en moeten ook nog elke dag stempelen. “Van maandag tot en met vrijdag”, vertelt Abdille. “We hebben gezegd: we gaan dit niet doen. Eén dag stempelen per week is genoeg. We zijn geen criminelen. Waar hebben we deze straf aan verdiend? We hoeven het nu toch niet te doen. Maar we weten niet wat er na 15 juni gebeurt.”
Drie weken opvang was het flutaanbod van Leers voordat de politie het kamp met de grond gelijk maakte. Opvang totdat vertegenwoordigers van de staat hebben overlegd met de Iraakse immigratieminister om hem ertoe te bewegen alle afgewezen Iraakse vluchtelingen terug te nemen. Volgens de Iraakse vluchtelingen zelf heeft de ambassade verzekerd dat de Iraakse autoriteiten niet meewerken aan deportaties. Hadi, woordvoerder van de Iraakse vluchtelingen: “We verwachten niet dat we gedwongen zullen worden uitgezet. De minister zal ons ook niet zomaar op straat zetten na het bezoek van zijn Iraakse collega. Hij legt het probleem dan, denk ik, bij de volgende regering neer.” Abdille is voorzichtiger. “We hebben nog niet gehoord wat hun plan is. Als het slecht uitpakt, dan moeten we een optie B verzinnen.” De Somaliërs die vorig jaar bij het aanmeldcentrum op de stoep bivakkeerden, zijn nu herenigd met hun collega’s van het actiekamp in mei. Dat was een warm weerzien. “Alleen al de Somaliërs zijn nu al met bijna 300 mensen”, zegt Abdille. “De volgende keer doen we het met iedereen samen.”
De staat is beducht voor toenemende actiebereidheid van de vluchtelingen, en voor groeiende steun om hen heen. Die vrees blijkt ook uit de mate van repressie en het smerige spel dat met de actievoerders is gespeeld. Dat vormt des te meer reden om de strijd van de vluchtelingen te blijven steunen. Want de oorlog van Leers tegen mensen zonder papieren gaat dag en nacht door. Tegen individuele vluchtelingen wint de staat het gevecht vaak. Maar als vluchtelingen zich organiseren en collectief de strijd aangaan tegen de minister en zijn handlangers, dan kan de staat zijn keiharde migratiebeleid moeilijker uitvoeren. En dat alleen al is winst.
De vluchtelingen hebben nog steeds concrete solidariteit nodig, bij rechtszaken over de ontruiming en bij toekomstige acties. Wie hen financieel wil ondersteunen, kan geld overmaken voor hun zelforganisatie Vluchtelingen Op Straat op rekeningnummer 5756118 t.n.v. Stichting Lauw-Recht te Utrecht o.v.v. “voor Vluchtelingen Op Straat”.
Harry Westerink
Mariët van Bommel
Op 8 mei begonnen 65 afgewezen en dakloos gemaakte Iraakse vluchtelingen uit protest tegen het snoeiharde asielbeleid een tentenkamp voor het aanmeldcentrum. Vanuit het niets groeide het kamp uit tot een actiedorp met maar liefst 388 vluchtelingen. Eind vorig jaar hadden activisten van Vluchtelingen Op Straat (VOS) daar al twee keer eerder een tentenkampactie georganiseerd. Het nieuwe kamp overtrof die acties in omvang, aantal deelnemers en mate van steun en solidariteit van individuen en organisaties. Bij de initiatiefgroep van Irakezen sloten zich al snel andere nationaliteiten aan, waaronder Somaliërs, Afghanen, Iraniërs, Eritreërs, Ethiopieërs, Soedanezen, Azerbeidzjanen en een Bosniër.
Bordspelletjes
De protestactie raakte snel bekend en kon rekenen op veel steun. “We hebben zoveel support gekregen van mensen uit alle delen van het land”, zegt Ali Mohamed Abdille, de woordvoerder van de Somalische vluchtelingen. “We hebben geen problemen met de Nederlandse bevolking, want zij hebben er door hun solidariteit juist voor gezorgd dat we ons welkom voelden.” Elke dag kwamen er mensen spullen aanbieden, zoals tenten, dekens, kleding, eten, medicijnen, regenjassen en zeil. Het Occupy-netwerk nam actief deel aan de opbouw van het kamp, en opende in samenwerking met andere groepen door het hele land twaalf inzamelpunten voor spullen. De Amsterdamse radiozenders M2M en Pinknoise zonden live uit tijdens het kamp, dat werd voorzien van een stroomgenerator en internetverbinding. Een aantal Iraakse studenten bood hulp aan, evenals studenten van een Amsterdamse theaterschool, studenten en jongeren uit de regio rond Ter Apel, en mensen uit anarchistische kringen. Vluchtelingen met een verblijfsstatus kampeerden uit solidariteit mee. Bijzonder was verder de aanwezigheid op het kamp van een broodjes kebab-kar. De eigenaar daarvan, Ramazan Karadagli uit Emmen, gaf gratis broodjes weg aan de vluchtelingen.
Uit kringen van de reguliere hulpverlening kwam steun van het Leger des Heils, dat dagelijks een maaltijd verzorgde, van Voedselbanken, en van Emmaus. Uit Utrecht arriveerde een bus vol spullen, waaronder bananen, appels, brood, kookpitten, gasflesjes, matrassen, verlengsnoeren, kinderboekjes en een voetbal. De vluchtelingen konden zich uitstekend vermaken met aangeboden bordspelletjes. In Assen bracht een inzamelactie winkelwagentjes vol boodschappen op, plus een hoeveelheid geld. Vlak voor de ontruiming van het kamp stonden in Amsterdam tientallen kilo’s uien en aardappelen klaar, beschikbaar gesteld door solidaire boeren, om te worden vervoerd naar Ter Apel. Velen namen zo op de een of andere manier deel aan de belangrijke concrete solidariteitsstructuur die binnen de kortste keren was opgezet. De hulp nam overweldigende proporties aan, wat voor de vluchtelingen vanzelfsprekend een enorme steun in de rug betekende, zowel praktisch als emotioneel. Maar minstens zo belangrijk was de steun die de vluchtelingen in het kamp bij elkaar vonden. “We hebben veel stress in onze levens”, zegt Abdille, “maar in het kamp konden we eindelijk een beetje minder zorgen hebben. We konden met elkaar praten, met mensen die ons begrepen, omdat ze ook vluchtelingen zijn. Daardoor voelden we ons bevrijd. Op straat zijn we gewoon honden, en kunnen we onze problemen met niemand delen. Niemand kent ons. Alleen de IND weet het. Een voor een gooit de overheid de vluchtelingen de straat op. Zo blijven onze problemen onzichtbaar. Maar door het kamp is het allemaal zichtbaar geworden.”
Vanaf het begin van de actie konden de activisten rekenen op hulp van de steungroepen STIL uit Utrecht, SHUV uit Emmen en PRIME uit Den Haag. Nieuwsberichten werden dagelijks door STIL en VOS rondgestuurd en op hun sites geplaatst. Ook Doorbraak schreef artikelen over de actie, die op de site werden geplaatst en via de mailinglijst werden rondgestuurd. PRIME vroeg advocaten om solidariteitsverklaringen te schrijven. Daar werd onder meer gevolg aan gegeven door het Haarlemse kantoor Fischer Advocaten, dat veel rechtszaken voert tegen uitsluiting van mensen zonder papieren. “De vluchtelingenactie in Ter Apel is goed en belangrijk”, aldus de verklaring van het kantoor.
“De vluchtelingen maken hun situatie zichtbaar en confronteren de regering met de resultaten van hun onmenselijk beleid. Dat de actie inmiddels al uit honderden mensen bestaat, van verschillende afkomsten, en het er niet naar uitziet dat ze zomaar weg zullen gaan, is inspirerend. Ons advocatenkantoor houdt zich bezig met voorzieningen voor mensen zonder verblijfsvergunning. De situaties waar deze vluchtelingen in zitten, herkennen wij uit onze praktijk. Veel mensen zonder verblijfsvergunning worden niet opgevangen door de overheid en zijn afhankelijk van hun sociale netwerk wat daardoor steeds verder uitgeput raakt. Of mensen raken letterlijk op straat. De situaties die daarbij ontstaan, zijn vaak vreselijk.”
Kerk in Actie en vluchtelingensteungroep INLIA lieten in een brief aan Leers weten dat “het over de heg kieperen” van afgewezen vluchtelingen geen enkele oplossing biedt. De organisaties spraken van een “een interstatelijke twist”, als vluchtelingen niet kunnen worden uitgezet omdat het land van herkomst daar niet aan meewerkt. Daarvoor is de Nederlandse overheid verantwoordelijk, stelden ze. Dat probleem moet niet worden afgewenteld op “angstige vreemdelingen die niet meer weten wat ze nu moeten, op gemeenten die voor het blok worden gezet, op maatschappelijke organisaties die na jaren grenzen bereiken”. Maar veel gemeenten en organisaties zetten “angstige” vluchtelingen die niet kunnen worden gedeporteerd, zelf ook onder flinke druk om terug te keren, zogenaamd “vrijwillig”. Men gebruikt daarbij dezelfde chantagemiddelen als de landelijke overheid: vluchtelingen die weigeren mee te werken aan “vrijwillige” terugkeer, krijgen ook geen tijdelijke opvang.
Tijdens de actie nam door het uitdijende tentenkamp, de solidariteit van mensen van buitenaf en de uitgebreide media-aandacht de druk naar boven, naar de beleidsmakers, toe. In eerste instantie zette de gemeente Vlagtwedde, waar Ter Apel onder valt, “verboden toegang”-bordjes rond het terrein, in de hoop dat de actievoerende vluchtelingen zouden oprotten of dat het kamp in elk geval niet nog groter zou worden. Maar later zag de gemeente zich juist genoodzaakt om het kamp te voorzien van wc’s. Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), de overheidsbeheerder van vluchtelingencentra, probeerde de kampactie te saboteren door het onmogelijk te maken om een wateraansluiting aan te leggen. Men verbood zelfs de vluchtelingen die voor hun asielaanvraag in het aanmeldcentrum verbleven, om uit solidariteit water te brengen naar de vluchtelingen op het terrein buiten. Daardoor ontstond een ernstig watertekort in het uitdijende kamp. Maar onder druk van de grote verontwaardiging die daarover in de samenleving opkwam, liet het COA later alsnog een vaste waterleiding naar het kamp aanleggen.
Ook Leers begon het heet onder zijn voeten te krijgen. De situatie van het kamp noemde hij al snel “onhoudbaar”. Maar dan bedoelde de minister niet de schrijnende levensomstandigheden van de mensen die in het kamp verblijven. Als alle vluchtelingen individueel op straat staan, dan kunnen bewindslieden de problemen van deze mensen gemakkelijk negeren. Maar de ellende van bijna 400 vluchtelingen bij elkaar, dat kan niet zomaar onder het vloerkleed geveegd worden. Dat er voortdurend in de media werd bericht dat deze 400 mensen slechts het topje van de ijsberg vormden, dat de nood nog zoveel hoger was, dat bleek een stapel vuile was van het migratiebeleid die Leers en de zijnen weer snel aan het oog van het land wilden
onttrekken.
Voor en tijdens grote en ingrijpende collectieve acties als hongerstakingen en tentenkampen is het altijd de vraag wie uiteindelijk aan welke kant staat en komt te staan. Kiest men voor de vluchtelingen of voor de staat? De wens naar een gulden middenweg, naar een oplossing die iedereen tevreden kan stellen, wordt daarbij door menigeen gekoesterd, maar blijkt op illusies te rusten. Op het scherpst van de snede moet gekozen worden: voor of tegen de vluchtelingen, voor of tegen de staat.
Het Rode Kruis leek eerst de kant van de vluchtelingen te kiezen. Men zegde in het begin van de actie toe om tenten ter beschikking te stellen. Maar op 11 mei bleek waar de loyaliteit van het Rode Kruis werkelijk lag. Tijdens de vier uur durende onderhandelingen tussen hoge ambtenaren en vertegenwoordigers van het kamp werden de vluchtelingen met een kluitje in het riet gestuurd. Er werd hen alleen opvang aangeboden als ze mee zouden werken aan “vrijwillig” vertrek. Anders zou de overheid gewoon doorgaan met het uitroken en uithongeren van kwetsbare en rechteloos gemaakte mensen. Geheel terecht wezen de vluchtelingen dat flutaanbod van de hand. Het Rode Kruis trok daarop het hulpaanbod in. Dat was des te wranger, omdat zeker de eerste dagen van het protest, toen het kamp nog moest worden opgebouwd, tenten broodnodig waren.
“Tijdelijke opvang” voorafgaand aan “vrijwillig” vertrek is niets anders dan een breekijzer om verdeeldheid te zaaien tussen de actievoerende vluchtelingen en de solidariteit van de rest van de bevolking in te dammen. Deze chantagepolitiek wordt door de landelijke overheid ingezet, maar gemeenten en lokale noodopvanginstellingen werken er vaak in volle overtuiging aan mee. Zo ook VluchtelingenWerk, die de terugkeerplicht van afgewezen vluchtelingen al langer centraal stelt in het eigen ondersteuningswerk. Hoewel VluchtelingenWerk erkent dat vluchtelingen niet “gedwongen” moeten worden uitgezet naar Irak en Somalië, legt de organisatie afgewezen vluchtelingen in het algemeen de plicht op om “vrijwillig” te vertrekken. Koren op de molen van Leers en ander staatstuig. “Ze moeten terug, het liefst vrijwillig”, bazuinde de CDA-bewindsman overal rond. Met behulp van halve waarheden, smoesjes, leugens en machtsvertoon probeerde men de verantwoordelijkheid voor de ontstane ellende vooral neer te leggen bij de slachtoffers, de vluchtelingen, in plaats van bij de daders, de staat en zijn handlangers. Leers stelde vals dat vluchtelingen “hier vrijwillig naar toe komen”, alsof het om vakantiereisjes gaat. “Ze moeten, als ze hier niet mogen blijven, ook de verantwoordelijkheid nemen om weg te gaan.”
Een treffend voorbeeld van het gekonkel van de overheid vormde het heropende debat over terugkeer naar Somalië, een van de gevaarlijkste plekken ter wereld. Abdille: “Amnesty International, Human Rights Watch, alle internationale mensenrechtenorganisaties schrijven in hun rapporten dat vluchtelingen uit Somalië niet mogen worden teruggestuurd. Internationale rechters zeggen dat ook in hun uitspraken. Waarom luistert de Nederlandse overheid daar niet naar?” Maar Leers hield vol: “Gedwongen terugkeer is lastig, vrijwillige terugkeer is mogelijk.” Al eerder zoog hij uit zijn duim dat de Somalische “overgangsregering” TFG, die de hoofdstad Mogadishu in handen heeft, wel degelijk zou willen meewerken aan “gedwongen” en “vrijwillige” terugkeer. Iets dat door TFG wordt tegengesproken. En onlangs trok Leers juist een hoger beroep in tegen een groep Somalische vluchtelingen, omdat anders de hoogste rechter weleens zou kunnen bevestigen dat deportatie niet mogelijk is. En dat zou positieve gevolgen kunnen hebben voor alle illegaal gemaakte Somaliërs in Nederland. Door intrekking van het hoger beroep kon Leers blijven doen alsof zijn neus bloedt. Hij haalde daarop weer doodleuk de oude, vertrouwde en vooral lachwekkende leugenvan stal dat het vliegveld van Mogadishu niet in Mogadishu ligt. Want zelfs Leers moet tandenknarsend toegeven dat Mogadishu te onveilig is om er vluchtelingen te kunnen dumpen. Stompzinnig genoeg zou het vliegveld van Mogadishu in zijn ogen dan weer wel veilig zijn. Overigens is zijn nieuwste truc over terugkeer naar Somalië de bewering dat “een korte doortocht” best mogelijk is. “Ik geef zonder meer toe dat de situatie niet optimaal is. Het is niet iedere dag een plezier om daar te zijn”, zei hij cynisch. “Als een gebied te gevaarlijk is, dan betekent dit alleen dat vreemdelingen zich daar niet kunnen vestigen. Zij kunnen best door de stad heen reizen.”
Op 23 mei ontruimde de ME met grof geweld het tentenkamp. Maar liefst 117 vluchtelingen werden opgepakt, plus enkele hulpverleners en een arts. De staat speelde bij de ontruiming een vuil spelletje. De dag ervoor bleek dat in de parlementaire politiek geen beweging viel te verwachten in de richting van een voor de vluchtelingen aanvaardbare oplossing. Een groep Irakezen zag geen andere mogelijkheid meer dan in te gaan op het laatste aanbod van Leers, die zich ook zonder de in zijn nek hijgende PVV blijkt te ontpoppen als een hardliner tegen migratie. Hij bood de wanhopige vluchtelingen de gebakken lucht van drie weken tijdelijke opvang, als ze tenminste beloofden dat ze zichzelf “vrijwillig” zouden laten deporteren. Ondertussen wilde de CDA-er, zo liet hij weten, de Iraakse immigratieminister proberen over te halen om weer te gaan meewerken aan deportaties. Als dat lukt, dan worden de vluchtelingen waarschijnlijk allemaal tegen hun zin uitgezet, ondanks de tegenwerpingen uit allerlei hoeken dat Irak nog steeds een onveilig land is.
Niet alle vluchtelingen gingen in op het aanbod. Een aantal Iraakse en andere vluchtelingen verliet in de nacht van 22 op 23 mei het kamp, terug naar hun leven op straat. Ze waren bang dat ze tijdens de te verwachten ontruiming van het kamp opgepakt zouden worden en maandenlang in een uitzetgevangenis opgesloten zouden worden. Een groep van meer dan 100 Somalische, Iraanse, Soedanese, Eritrese en Ethiopische vluchtelingen van de zelforganisatieVluchtelingen Op Straat bleef echter standvastig achter. Zij zijn onuitzetbaar, en mogen daarom niet in een gevangenis worden vastgezet. Moedig besloten ze om de politie te trotseren.
Om de dreigende ontruiming van de baan te krijgen, spande advocaat Marcel Schuckink Kool van het Haagse advocatenkantoor Voor-recht een spoedrechtszaak aan. Het leek er in eerste instantie op dat de overheid de zitting van die zaak op 24 mei wilde afwachten. Tot een half uur voor de feitelijke ontruiming hield de advocaat van de gemeente Vlagtwedde vol dat men zou wachten tot na de zitting. Toen de ME op 24 mei ‘s middags toch het kamp bleek binnen te stormen, nog voordat de zitting was begonnen, en de gemeente glashard bleek te hebben gelogen, viel de ontruiming in juridisch opzicht niet meer te stoppen. De politie sloot de vluchtelingen in het kamp steeds verder in, stampte tenten tegen de grond, en vernielde persoonlijke spullen. Abdille vertelt: “We zeiden tegen de politie: we zijn er klaar voor om gearresteerd te worden, jullie hoeven deze overmacht niet tegen ons te gebruiken. Er was zoveel ME. Vluchtelingen vielen neer van de hitte en de stress. Er waren mensen met suikerziekte en met astma.” De in het kamp aanwezige artsen werden door de agressieve politie danig belemmerd in hun medische hulp aan ernstig zieke vluchtelingen, waaronder een flauwgevallen vrouw. Een van de artsen kreeg een harde klap met een politieknuppel in zijn rug, omdat hij volgens een agent onvoldoende opschoot. Arts Co van Melle werd bovendien gearresteerd, wat zelfs in oorlogstijd volgens de regels niet is toegestaan. De zeer hardhandige aanhouding van de op de grond zittende vluchtelingen werd onderwijl afgeschermd met ME-busjes, zodat journalisten niet konden registeren wat er plaatsvond.
Verslaggever Chris Klomp publiceerde meteen na de ontruiming een vertrouwelijk document over de plannen daartoe. De volgende dag kreeg hij de politie op zijn dak. Men wilde “op redelijk intimiderende toon” weten hoe hij aan die informatie kwam. Klomp schreef op zijn blog: “Ik weiger. Ik vertel nooit hoe ik aan vertrouwelijke informatie kom. Ook niet als de politie belt. Het gesprek begint dan onvriendelijk te worden. Als ik niet over de brug kom, zal het anders gaan. Er zal een aangifte volgen. Sterker nog: er is al overleg geweest met het Openbaar Ministerie. Er ligt een sterke zaak. En het OM neemt de zaak hoog op. Ik hoor dat alle voorlichters in het noorden van het land inmiddels op de hoogte zijn. Als journalist sta ik met 3-0 achter. De informatievoorziening zal zeker opdrogen.” Daarna ontstond via Twitter in journalistieke kringen grote verontwaardiging over het politie-optreden tegen Klomp. De politie bood hem daarop snel excuses aan, met de woorden “Zo hadden we het niet moeten doen”.
Op 24 mei, nadat de ME het tentenkamp al tegen de vlakte had gewerkt, besloot de rechter alsnog dat de ontruiming “disproportioneel” was geweest. De problemen die de gemeente noemde als redenen tot ontruiming – brandonveiligheid, onveilig drinkwater en vrees voor de volksgezondheid – hadden ook op een minder ingrijpende manier kunnen worden opgelost. Maar de ontruiming was niet meer terug te draaien. Bovendien bleek op de dag erna dat het COA hekken om het eerst vrij toegankelijke terrein had laten zetten. De vergunning die daarvoor nodig was, had de overheid binnen een paar uur na de aanvraag verleend. Dezelfde dag, nog voor 12 uur ‘s middags, stonden de hekken er al. Tegen die hekken begonnen de vluchtelingen een nieuwe rechtszaak, maar de rechter wees hun eis af. Demonstreren op het terrein voor het aanmeldcentrum wordt daarmee juridisch onmogelijk, omdat het COA in het geval van een afgesloten privéterrein mag vorderen dat demonstranten zich verwijderen. Overigens was het gewraakte veld eerder nog gewoon openbaar terrein. Maar de schrik voor actievoerende vluchtelingen zat er bij de gemeente al goed in, na eerdere tentenkampen in november en december vorig jaar. Eind april werd daarom het besluit door de gemeenteraad gejaagd dat het terrein voortaan aan het COA in bruikleen gegeven wordt, die daar slechts 674 euro per jaar voor hoeft te betalen. Binnen een week na de raadsvergadering werd het terrein feitelijk overgedragen, vlak voordat de actievoerders hun eerste tenten opzetten.
Vooropgezet
Nog smeriger is dat uit de stukken van de rechtszaak bleek dat al vijf dagen van tevoren was besloten om het kamp op 23 mei te ontruimen. Op 18 mei was er al een overleg geweest tussen alle betrokken onderdelen van het staatsapparaat: burgemeester Leontien Kompier van de gemeente Vlagtwedde, de politie, de IND, de Dienst Terugkeer en Vertrek, het OM en het COA. Hun verwachting was dat de moties die op 22 mei in de Tweede Kamer besproken zouden gaan worden, het niet zouden halen. Verder demonstreren werd daarmee zinloos, aldus de machthebbers, die op 22 mei een ultimatum wilden gaan stellen om uiterlijk de dag erna het tentenkamp op te heffen. Maar het is wettelijk niet toegestaan om een demonstratie te beëindigen op grond van het argument dat die zinloos zou zijn. De overheid mag zich immers niet mengen in de inhoud van een demonstratie. Daarom bedacht men wat smoezen om de ontruiming te kunnen rechtvaardigen: brandonveiligheid, onveilig drinkwater en vrees voor de volksgezondheid. Hoewel “de onderzoeken” daarnaar pas plaatsvonden op 22 mei, en dus ook de uitkomsten daarvan pas op die dag bekend zouden kunnen worden, hadden alle betrokkenen van de staat al op 18 mei besloten tot ontruiming.
Kompier, als burgemeester verantwoordelijk voor het politieoptreden, had zich tijdens een bezoek aan het tentenkamp begripvol en meelevend getoond met de omstandigheden van de vluchtelingen. Althans, zo kwam ze op hen over. Maar ook tijdens gesprekken met de vluchtelingen had ze zich al geroepen gevoeld om mee te doen met de chantagepolitiek van Leers. “Als jullie bezig willen met het voorbereiden van jullie terugkeer, dan heb ik hier kamers en douches klaar voor jullie”, merkte ze geniepig op. “Terug waarheen?”, vroeg een vluchteling. “Wij zijn landloos. We willen een leven. We zijn mensen, net als u.” Het ware gezicht van “de burgermoeder” werd zichtbaar bij de meedogenloze ontruiming, die al was gepland toen ze nog mooi weer kwam spelen. “Ze was heel aardig toen ze ons kwam bezoeken”, zegt Naizimi, een Iraanse vluchteling. “Maar ze heeft ons verraden.”
Welkom
Na hun aanhouding werden de meer dan 100 arrestanten overgebracht naar verschillende asielzoekerscentra, onder andere in Vught, Arnhem en Burgum. Tijdens de ontruiming raakten ze veel persoonlijke spullen kwijt, die nog steeds niet boven water zijn. Abdille: “Als je de politie hierover belt, sturen ze je van het kastje naar de muur. Bel hierheen, bel daarheen, maar altijd zeggen ze: ik weet het niet, ik weet het niet. Ze weten dat wij de macht niet hebben om hen te dwingen. Dus doen ze met ons wat ze willen.” Veel vluchtelingen klagen over de slechte toegangelijkheid van de medische zorg. Ook krijgen ze vaak geen leefgeld om eten te kunnen kopen. Een aantal vluchtelinggezinnen is uit elkaar gehaald, waardoor de gezinsleden gescheiden van elkaar in verschillende centra verblijven. Leugenaar Leers ontkent dat vanzelfsprekend glashard in de Tweede Kamer, zoals we dat van hem en zijn voorgangers zijn gewend. Maar ondertussen kunnen de gezinsleden elkaar nauwelijks opzoeken, want ze zitten in een vrijheidsbeperkend regime. Zo probeert de staat hun verzet te breken. De vluchtelingen mogen de regio van hun centrum niet verlaten en moeten ook nog elke dag stempelen. “Van maandag tot en met vrijdag”, vertelt Abdille. “We hebben gezegd: we gaan dit niet doen. Eén dag stempelen per week is genoeg. We zijn geen criminelen. Waar hebben we deze straf aan verdiend? We hoeven het nu toch niet te doen. Maar we weten niet wat er na 15 juni gebeurt.”
Drie weken opvang was het flutaanbod van Leers voordat de politie het kamp met de grond gelijk maakte. Opvang totdat vertegenwoordigers van de staat hebben overlegd met de Iraakse immigratieminister om hem ertoe te bewegen alle afgewezen Iraakse vluchtelingen terug te nemen. Volgens de Iraakse vluchtelingen zelf heeft de ambassade verzekerd dat de Iraakse autoriteiten niet meewerken aan deportaties. Hadi, woordvoerder van de Iraakse vluchtelingen: “We verwachten niet dat we gedwongen zullen worden uitgezet. De minister zal ons ook niet zomaar op straat zetten na het bezoek van zijn Iraakse collega. Hij legt het probleem dan, denk ik, bij de volgende regering neer.” Abdille is voorzichtiger. “We hebben nog niet gehoord wat hun plan is. Als het slecht uitpakt, dan moeten we een optie B verzinnen.” De Somaliërs die vorig jaar bij het aanmeldcentrum op de stoep bivakkeerden, zijn nu herenigd met hun collega’s van het actiekamp in mei. Dat was een warm weerzien. “Alleen al de Somaliërs zijn nu al met bijna 300 mensen”, zegt Abdille. “De volgende keer doen we het met iedereen samen.”
De staat is beducht voor toenemende actiebereidheid van de vluchtelingen, en voor groeiende steun om hen heen. Die vrees blijkt ook uit de mate van repressie en het smerige spel dat met de actievoerders is gespeeld. Dat vormt des te meer reden om de strijd van de vluchtelingen te blijven steunen. Want de oorlog van Leers tegen mensen zonder papieren gaat dag en nacht door. Tegen individuele vluchtelingen wint de staat het gevecht vaak. Maar als vluchtelingen zich organiseren en collectief de strijd aangaan tegen de minister en zijn handlangers, dan kan de staat zijn keiharde migratiebeleid moeilijker uitvoeren. En dat alleen al is winst.
De vluchtelingen hebben nog steeds concrete solidariteit nodig, bij rechtszaken over de ontruiming en bij toekomstige acties. Wie hen financieel wil ondersteunen, kan geld overmaken voor hun zelforganisatie Vluchtelingen Op Straat op rekeningnummer 5756118 t.n.v. Stichting Lauw-Recht te Utrecht o.v.v. “voor Vluchtelingen Op Straat”.
Harry Westerink
Mariët van Bommel